Frankrijk heeft met zijn waterstofstrategie die op 8 september 2020 bekend werd gemaakt, zeker niet de makkelijkste weg gekozen, aldus minister Bruno Lemaire. In plaats van massaal een netwerk van waterstofstations uit te rollen, wil Frankrijk eerst een eigen elektrolyse-industriesector opzetten om eigen productiemiddelen te hebben en een eigen maakindustrie, aldus de Minister van Economie.
Waarom electrolysers en geen auto’s op waterstof ?
8 september was een historische dag voor de Franse industrie. De Franse regering maakte die dag een nationale strategie bekend voor de ontwikkeling van koolstofarme waterstof met een budget van 7 miljard euro over tien jaar, waarmee Frankrijk in 2050 zijn doel van koolstofneutraliteit wil bereiken. De voorhanden zijnde kern- en duurzame elektriciteit in Frankrijk alleen zijn niet voldoende.
Die elektriciteit kan er wel voor zorgen dat de uitstoot door de bouw en transport verlaagd worden. Maar om ook de impact van de procesindustrie en het zware transport terug te dringen, moet er waterstof komen die via elektrolyse van water wordt gemaakt, hetzij groene waterstof uit duurzame bronnen, hetzij gele waterstof uit kernenergie.
8 september is tevens de datum waarop de Franse staat als strategisch partner een manier heeft neergezet om een nieuwe industriële sector aan te kondigen die de nationale soevereiniteit moet garanderen, de weg moet openen naar nieuwe fabrieken en banen scheppen. Deze koolstofarme waterstof wordt immers 100% made in France. Frankrijk wil absoluut het scenario van de massaal uit China geïmporteerde PV zonnepanelen voorkomen. ‘De Franse belastingbetaler is niet van plan de Chinese industrie te financieren’, aldus Bruno Le Maire, de minister van Economie en Financiën, tijdens de presentatie van de waterstofstrategie.
Franse competenties
De Franse regering heeft dus voor een andere insteek gekozen, die meer tijd zal kosten en minder zichtbaar is op korte termijn. Er wordt geïnvesteerd in de elektrolyesector, om eigen productiemiddelen en fabrieken te hebben. Als Frankrijk een groot netwerk met laadpunten had uitgerold, dan was dit niet met Franse waterstof geweest. Deze aanpak is sterker, soevereiner en economisch gezien efficiënter, meent Lemaire. Frankrijk heeft al technologiebedrijven als McPhy, Bulane, Areva H2gen en Ergosup, voor zijn toekomstige gigafabrieken voor electrolysers.
De regering heeft ook een methode bepaald. Eerst de sector opzetten, met de ambitie om gigantische fabrieken te bouwen met als doel in staat te zijn in Frankrijk 6,5 GW productiecapaciteit aan koolstofarme waterstof tussen nu en 2030 op te stellen, uitgerust met Frans elektrolyse-materiaal. Er is veel werk aan de winkel, ook al heeft Frankrijk twee electrolyserfabrikanten, namelijk McPhy, met EDF als aandeelhouder, en de start-up Areva H2gen, spin off van Areva.
De eerste bouwt nu zijn waterstofstations in de Drôme, maar zijn electrolysers in Italië en in Duitsland. De tweede, Areva H2gen heeft zijn technologie alleen nog maar in twee demoprojecten laten zien. Er moet dus nog veel gebeuren. De enige projecten van ver gevorderde fabrieken voor waterstofcomponenten betreffen de waterstofreservoirs en de brandstofcellen die ervoor zorgen dat waterstof in elektriciteit wordt omgezet.
‘In een volgend stadium gaan we zware mobiliteit op waterstof ontwikkelen, als we eenmaal de componenten, met name de elektrolyse hebben ontwikkeld. Dat gaan we doen voor treinen, trucks en we hebben de ambitie het voor vliegtuigen te doen met als streefdatum 2035 voor het koolstofneutrale vliegtuig’, voegde Bruno Lemaire toe.
Derde prioriteit is die van de nodige competenties door het opzetten van opleidingen en campussen met universiteiten, ingenieursopleidingen en vakopleidingen.
Er is dus geen sprake van massaal de waterstofauto te ontwikkelen. Ook geen sprake van het financieren van blauwe waterstof zoals Air Liquide dat kan, door afvang van CO2 bij grijze waterstofproductie.
Steun aan innovatie
Voor de financiering heeft de Franse regering ervoor gekozen om niet alles van tevoren vast te leggen. Alleen een strategie over drie jaar is vastgesteld. Van de 7 miljard euro zal 3,4 miljard over die periode worden ingezet. Van dat bedrag is 54% oftewel 1,8 miljard euro voor het koolstofarmer maken van de industrie, inclusief de bouw van electrolyserfabrieken.
En 27%, oftewel ongeveer 900 miljoen euro, is bestemd voor de ontwikkeling van mobiliteit op waterstof, trucks en treinen met name.
De overige 19%, oftewel 650 miljoen euro, gaat naar onderzoek, innovatie en de ontwikkeling van competenties. De nieuwe sector zal bijvoorbeeld, net als de nucleaire sector, lassers nodig hebben. De sector zou kunnen profiteren van de knowhow van der luchtvaart op het gebied van roestvrij staal, kabels, zeer hoge druk. Een diversificatie voor het mkb uit de sector dat zeer hard getroffen is door de sanitaire crisis.
Ook heeft de Franse regering voorzien om 1,5 miljard euro te besteden aan de financiering van industriële innovatieprojecten van Europees belang met het oog op een aankomende IPCEI. Dat label zorgt ervoor dat de deelnemende lidstaten buiten de grenzen van staatssteun om kunnen gaan, in bepaalde sectoren, zoals nanotechnologie, batterijen en waterstof.
In Frankrijk selecteert de regering de IPCEI-projecten. De kandidaten zijn onder andere de reservoirs van Faurecia, de vloeibaarmakers van groene waterstof van Engie en Arianegroup en de productie van brandstofcellen van meer dan 1 MW van HDF Energy.
Voor wat betreft innovatie moet er met name een elektrolyseproces voor hoge temperaturen voor industrieën als de staalindustrie ontwikkeld worden, aldus Philippe Boucly, voorzitter van de brancheorganisatie France Hydrogène, voorheen de Association française pour l’hydrogène et les piles à combustible (APHYPAC).
Binnenkort worden twee project calls gelanceerd door de ADEME voor industriële projecten die prioritair zijn en heel snel gelanceerd zullen worden. De een zal gewijd zijn aan technologische bouwstenen en demo’s, voor 350 miljoen euro tot 2023. De ander, van 275 miljoen euro, zal open staan voor projecten voor regionale waterstofhubs.
Deze strategie zou voor 40% door Europese fondsen gefinancierd kunnen worden. Maar ook zal de industrie aangespoord moeten worden om koolstofarme waterstof in te kopen, die 4 à 5 keer duurder is dan de grijze waterstof afkomstig van fossiele bronnen die voor 1 à 2 euro per kilo op de markt is.
Fiscale maatregelen
Om deze reden heeft de Direction générale énergie climat (DGEC) twee instrumenten voorzien. De eerste is bedoeld voor raffinaderijen. Door electrolysers te gebruiken voor de productie van waterstof die ze nodig hebben om brandstoffen te maken, kunnen ze profiteren van de vrijstelling van de accijns op biobrandstoffen. Dat zou ervoor kunnen zorgen dat 20.000 ton waterstof al vanaf 2023 ingezet zou worden, aldus Laurent Michel, de directeur van de DGEC. Deze maatregel komt in de financiële begrotingswet 2021 voor een in werking treding vanaf 2023.
Een tweede mechanisme zou worden gebaseerd op een aanvulling van de productieprijs, wat ook al bestaat voor biomethaan. Dit zou te verkrijgen zijn na een aanbesteding voor koolstofarme waterstof die op industrieterreinen wordt geproduceerd of die bestemd is voor mobiliteit, tot 170.000 ton op den duur. Dit wordt nog bestudeerd, maar die steun per kilo zou gelden voor een duur van minder dan 15 jaar, waarschuwt Laurent Michel. Dat kan goed zijn voor 325 miljoen euro per jaar in 2023 en 2024.
Ook wordt momenteel gewerkt aan de definitie van een mechanisme voor de traceerbaarheid van groene waterstof.
Bron
Usine Nouvelle, L’audacieux pari français d’un hydrogène décarboné made in France