De Franse minister van economie Bruno Le Maire heeft maandag 11 mei aangegeven dat de Franse autofabrikanten een deel van hun productie zullen moeten verplaatsen naar Frankrijk in ruil voor overheidssteun. Dit is een eis die in feite al enkele maanden geleden is vastgelegd en waar de verschillende spelers in de sector mee aan de slag zijn gegaan.
De Franse regering is bereid om de autofabrikanten te helpen door bijvoorbeeld de inruilpremies te verhogen of om te kijken wat de overheid kan doen om het concurrentievermogen van de Franse vestiging te verbeteren, maar daar moet het verplaatsen van buitenlandse vestigingen naar Frankrijk tegenover staan. Dit geldt ook voor de oprichting van een Europese industrie van elektrische batterijen. “De staat legt veel overheidsgeld op tafel, in ruil daarvoor moeten de fabrikanten zich ertoe verbinden om te zeggen, dit type voertuig of deze productie zullen we terughalen naar Frankrijk,” aldus de minister.
Herstructureringsplan bij Renault
Deze eis van de minister dreigt de autofabrikanten onder druk te zetten op een moment dat ze door de pandemie al zeer verzwakt zijn. Met name Renault, dat momenteel onderhandelt over een door de staat gegarandeerde lening en eind mei met een herstructureringsplan zal komen. Volgens het ministerie kan dit goed samen gaan. “Het belangrijkste doel is dat Renault over drie jaar nog steeds bestaat. Bepaalde activiteiten kunnen worden geherstructureerd, maar andere kunnen worden verplaatst. Als we overheidsgeld inzetten om de auto-industrie te helpen, dan moeten daar betrouwbare, langdurige banen in Frankrijk tegenover staan.” Renault zelf heeft altijd verzekerd dat het verkrijgen van een door de staat gegarandeerde lening niet gepaard gaat met een tegenprestatie.
De minister had deze eis om de productie van de Franse auto-industrie terug te halen al in december vastgelegd, ruim voor het verschijnen van het coronavirus. In een tijd waarin de auto-industrie geconfronteerd wordt met een grote structurele verandering (daling van de verkoop van dieselauto’s, elektrificatie), waardoor duizenden banen op de tocht komen te staan, had de Franse staat al ondersteunende maatregelen genomen om de toeleveranciers te helpen.
De regering had toen ook beloofd het concurrentievermogen van de Franse fabrieken te verbeteren, bijvoorbeeld door een verlaging van de productiebelasting, een maatregel waar de industrie al lang geleden om had gevraagd. In ruil daarvoor beloofde de sector de productie en de werkgelegenheid in Frankrijk in stand te houden of zelfs naar Frankrijk te verplaatsen. Sinds de piek in 2004 zijn het aantal banen en het volume van de auto-industrie in Frankrijk voortdurend afgenomen.
Onderzoek naar de mogelijkheid van verplaatsingen
Bruno Le Maire had in december vorig jaar aan Hervé Guyot, oud-directeur strategie bij Faurecia, opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de mogelijkheid om de productie van de Franse auto-industrie terug te halen naar Frankrijk. Volgens de krant Les Echos heeft Guyot zijn rapport, dat niet openbaar is gemaakt, net voor het begin van de coronacrisis ingediend. Maar de voorstellen uit het rapport zijn wel al aan de verschillende spelers in de sector gepresenteerd.
Het is niet de bedoeling om de productie van de Renault Clio of de Peugeot 208, de best verkochte auto’s in Frankrijk die nu allebei in het buitenland worden geproduceerd, te verplaatsen naar Frankrijk. “Het relatieve verschil in kosten en in concurrentievermogen in dit segment van stadsauto’s is extreem groot”, legt Hervé Guyot uit. Dit geldt minder voor (kleine) middenklasse auto’s (C- en D-segment) en bedrijfsvoertuigen. “Deze voertuigen worden meestal al in Frankrijk geproduceerd en er is geen reden om hier niet mee door te gaan”, aldus Guyot.
Verplaatsingen op regionaal en niet op mondiaal niveau
De spelers in de auto-industrie zijn het er allemaal over eens dat veranderingen in industriële processen alleen mogelijk zijn binnen Europa.
“Het probleem met dit politieke debat is dat het alleen maar gaat om sub-Europese bedrijfsverplaatsingen”, aldus een economist gespecialiseerd in de auto-industrie. Er zal gekeken worden naar de hoeveelheid voertuigen die in Spanje, Slovenië en Frankrijk worden geproduceerd, maar ook in Marokko en Turkije waar fabrieken staan van PSA en Renault. Deze twee laatste landen zijn vanuit economisch oogpunt “partners” en er worden dus geen invoerrechten geheven. Dit heeft niet dezelfde betekenis als een verplaatsing van een fabriek vanuit China of India”. Intercontinentale verplaatsingen staan niet op de agenda.
Strategisch uitdaging
Het is vooral een relevante vraag voor de productie van elektrische voertuigen. Naar verwachting zal 20 tot 25% van de voertuigen in 2030 100% elektrisch zijn. Het gaat volgens Guyot hier dus om een strategische uitdaging. De sector richt zich allereerst op de productie van batterijen met het project dat ook wel de “Airbus voor batterijen” wordt genoemd en door de Franse en Duitse overheid wordt gefinancierd en waaraan PSA en Total, via zijn dochteronderneming Saft, al deelnemen. Maar de sector richt zich ook op andere onderdelen van de waardeketen, zoals de elektromotor, de vermogenselektronica en in de toekomst zelfs de waterstofcel.
Volgens het Plateforme Automobile, dat de sector vertegenwoordigt, is het zeker mogelijk om bepaalde activiteiten naar Frankrijk te halen. De fabrikanten doen hier al onderzoek naar en zijn gestart met investeringen, maar ze zullen een lastenverlaging en een investeringssteun nodig hebben om hun concurrentievermogen te herstellen. In de komende dagen en weken staan er nieuwe bijeenkomsten gepland tussen de Franse minister en de spelers in de sector met als doel om snel tot wederkerige afspraken te komen.
Bron: Les Echos, La Croix