In de jaren negentig en tweeduizend voerde de Franse regering een belastingaftrek in voor R&D kosten van bedrijven, de zogenaamde Crédit Impôt Recherche (CIR). Bedoeld om de concurrentiepositie te van het innovatieve bedrijfsleven te bevorderen, werkt het ook valorisatie van publiek onderzoek in de hand doordat de aftrekpercentages daarvan hoger zijn dan voor andere R&D activiteiten. Sindsdien zijn er aanvullende beleidsinstrumenten ten behoeve van valorisatie ingezet, zoals de oprichting in 2006 van de Instituts Carnot, een keurmerk voor publiek onderzoek ten dienste van het mkb. Onderzoek is in Frankrijk niet altijd vraaggestuurd en hierin wil de overheid graag verandering brengen. De overheidsinspanningen kregen in 2010 de vorm van een Fonds voor Valorisatie en in 2013 zagen de laatste instanties van dit Fonds het licht. Aanleiding voor een kort overzicht.
In mei 2013 publiceerde het Centre d’analyses stratégiques (CAS) een internationaal vergelijkend onderzoek naar valorisatie cijfers en statistieken. Succesvolle valorisatie werd hierin toegeschreven aan betrokkenheid van de onderzoekers bij de marktgang van hun vinding, dwz de aanwezigheid van deze onderzoekers bij de ontwikkeling van het product in het bedrijf dat het product naar de markt brengt. In het Franse systeem probeert men die nabijheid op verschillende manieren te waarborgen.

Fonds National de Valorisation: structuur en budget. Het nationale Fonds voor Valorisatie valt binnen de politiek van de ‘Pôles d’excellence’, het streven om te komen tot onderzoeks- en onderwijsclusters en campussen die uitblinken door excellent onderzoek in hun vakgebied. Het fonds voor valorisatie bevat 1000 miljoen euro en de uitvoerende organisatie is het ANR (Agence Nationale de Recherche). Een groot deel van dit bedrag heeft het ANR alleen in ‘bruikleen’; ze hebben het vruchtgebruik van de geïnvesteerde fondsen.
Het fonds financiert vier pijlers die gezamenlijk zorgen voor een systeem dat potentieel waardevol onderzoek bevordert en de valorisatie afhandelt. Die pijlers zijn: Sociétés d’Accélération du Transfert Technologique (SATT; 14 stuks, regionaal), France Brevets (octrooien; landelijk werkzaam), Instituts de recherche technologique (IRT; 8 stuks, technologisch platform) en Consortiums de Valorisation Thématiques (CVT; 6 stuks, thematisch).
Taakverdeling tussen de verschillende onderdelen binnen het Fonds. In de drie jaar dat het Fonds voor Valorisatie bestaat zijn alle onderdelen opgericht. De rolverdeling tussen de verschillende eenheden is nog niet altijd even duidelijk en harde cijfers over de resultaten zijn moeilijk te achterhalen. Op papier ziet het er als volgt uit:
1. De veertien over het land verspreide SATT’s (Sociétés d’Accélération du Transfert Technologique) werken op regional niveau. Ze bundelen de kennis over hoe men het onderzoek het beste kan valoriseren. Ze zorgen voor een efficiënt en professioneel proces. Zij kennen alle spelers in hun regio en investeren in de ‘rijping’ van een technologie om technologische risico’s bij valorisatie te verminderen. Ze begeleiden de technologietransfers naar bedrijven in de regio, het land of het buitenland. De SATT’s werken met France Brevets samen als het octrooi hiertoe aanleiding geeft. Het totale budget is 900 miljoen euro.
2. France Brevets zorgt voor het verzamelen en uitbaten van commercieel interessante octrooi-bundels van de SATT’s en het vinden van (grote) bedrijven die hierin geïnteresseerd kunnen zijn. France Brevets werkt op aanvraag. Ze nemen licensing, prijsstelling, verkoopstrategie, het vinden van kopers voor hun rekening én zorgen voor de juridische afhandeling omtrent de octrooibundel. Het octrooi blijft eigendom van het instituut, die ook de gegenereerde inkomsten krijgt. France Brevets is gecreeërd in maart 2011 in de vorm van een fonds met 100 miljoen euro.

3. De Instituts de Recherche Technologique (IRT) zijn campussen voor technologisch onderzoek, samengesteld uit bedrijven en kennisinstellingen. De IRT heeft eigen R&D personeel in dienst, in tegenstelling tot de andere instellingen zoals de Pôles de compététivité, SATT’s of CVT’s. De IRT hoort bij een Pôle de Compététivité (PdC), moet als versterking van de clustering werken en is een publiek-private instelling tot maximaal 50% door de staat gefinancierd. Het gaat erom om onderwijsinstellingen, onderzoekers (publiek en privaat), mogelijkheden tot het maken van prototypes en bedrijven op hetzelfde (bedrijven)terrein samen te brengen. Er zijn er acht opgericht, waarbij het samenbrengen van alle deelnemers op één geografische locatie niet altijd is gelukt:
- IRT Giant in Grenoble, voor Nano-electronica met de PdC Minalogic, ST-microélectronics, Soitec, etc.
- IRT Saint Exupéry (voorm. AESE) in Toulouse, op het gebied van lucht- en ruimtevaart en embedded systems met de PdC Aérospace Valley, Airbus, Safran, Latecoere, etc. In de omgeving van Toulouse bestaat al dertig jaar een intensieve samenwerking tussen de verschillende bedrijven en onderzoeksinstituten die voor de vliegtuigbouw en ruimtevaartindustrie werken. De IRT vormt een extra impuls voor deze ‘melting pot’ omdat ze zich richt op technologisch onderzoek.
- IRT Jules Verne in Nantes, gericht op composieten, met deelnemers als de pôle EMC2, Airbus, STX, DCNS, Alstom, Segula, etc. De Technocampus Océan zal worden ingericht voor metaalprocessen en onderzoek rondom constructies op zee voor scheepvaart en duurzame energietoepassingen. De eerste Technocampus Composites is gericht op toepassingen voor de vliegtuigbouw. Met de bouw van Océan is 40 miljoen euro gemoeid. De door de IRT gedeponeerde octrooien worden allereest aan de leden aangeboden ter exploitatie en bij gebrek aan belangstelling elders gevaloriseerd via SATT’s of France Brevets.
- IRT Bioaster in Lyon enParijs, op het gebied van infectieziektes en microbiologie (met Lyonbiopôle, Biomérieux, Sanofi, Danone, Institut Pasteur, etc.)
- IRT M2P in Metz, gespecialiseerd in materialen en metallurgie, met als deelnemers onder andere PdC Matéralia, Véhicule du futur, Microtechniques, Fibres, Saint-Gobain, Arcelor-Mittal, Faurecia, Air Liquide etc.)
- IRT Railenium in Valenciennes, rondom railinfrastructuur met als deelnemers oa I-Trans, RFF, Alstom, Bougyes, SNCF, etc.
- SystemX op het plateau van Saclay, ten Zuiden van Parijs, met als thema numerieke ingenerie, systemen van de toekomst op het gebied van transport, communicatie, cybersecurity en energie. Deelnemers zijn oa de pôle Systematic, Orange Labs, Alstom, CentralSupélec, Inria en Renault.
- IRT B-COM in Rennes gespecialiseerd op flexibele netwerken en numerieke infrastructuren, hypermedia en interactie mens-machine om de producten van de toekomst te ontwikkelen. Onder de leden bevinden zich de pôle Images et réseaux, TDF, Orange, Université Rennes I, Inserm etc.
4. De Consortiums de Valorisation Thématiques (CVT’s) werken aanvullend op de SATT’s, voor wie zij (markt)onderzoek verrichten. Ze doen technologische monitoring en scouting van hun vakgebied en geven deskundig advies. Het zijn een soort clubs, waarbij ieder zijn eigen werkwijze en accenten kiest. Ze zijn opgericht in de loop van 2012/13 en worden na 3 jaar geevalueerd. Van de zes werken er vijf thematisch en één regionaal, namelijk gericht op technologieën voor ‘het Zuiden’.
- CVT Valorisation Sud: gericht op alle technologieën voor Zuidelijke landen, van vaccinatie, tot energie tot voedsel (de Plumpy’nut bijvoorbeeld)
- CVT de l’Alliance nationale de la recherche pour l’environnement (ALLENVI). Deze CVT wil onderzoekers wijzen op onderzoeksthema’s, strategische keuzes en bestek. Men richt zich op marktverkenningen om lange termijn behoeftes op te sporen en heeft twee thema’s vastgesteld: plantaardige proteines voor mens en dier en hergebruik van door de mens vervuilde bodem.
- CVT de l’Alliance pour les sciences de la vie et de la santé (AVIESAN) heeft drie werkthema’s aangewezen, te weten imaging, innovatie & vaccinatie en oncologie.
- CVT de l’Alliance nationale de coordination de la recherche pour l’énergie (ANCRE) heeft voor vijf thema’s gekozen: bronnen en productie (oa bioenergie, geothermie, wind etc.), gebruik (oa transport), netwerk en opslag, prospecting en onderwijs.
- CVT de l’Alliance des sciences et technologies du numérique (ALLISTENE) wil een innovatiemotor zijn in deze branche met specifieke kennis op het gebied van intellectueel eigendom, branche-organisatie etc.
- CVT de l’Alliance thématique nationale des sciences humaines et sociales (ATHENA) richt zich op betere communicatie tussen onderzoekers en bedrijfsleven over de inhoud van het vakgebied en dus minder op het definiëren van innovatieve trends. Volgens hen heeft de samenleving een verouderd beeld van het vakgebied, dat bijvoorbeeld onderzoek kan doen naar menselijk gedrag ten behoeve van openbare vervoerssystemen.
Bronnen: Toulouse, bon élève de l’innovation, L’Usine Nouvelle, 12 décembre 2013; Website Pôles de Compététivité, A quoi va vraiment servir l’IRT SystemX ?, L’Usine Nouvelle, 27 février 2013; Valorisation de la Recherche Publique, Centre d’Analyses Stratégiques, mei 2013
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.