In februari 2013 werd bekend gemaakt dat een nieuwe glasvezelverbinding tussen Parijs en Lyon met een capaciteit van 400 GB per seconde in gebruik is genomen. Omdat er gebruik gemaakt kan worden van 44 golflengtes als drager van het signaal, komt de totale capaciteit hiermee op 44 x 400 GB = 1,7 terabits per seconde. De kabel is aangelegd door Orange en ontwikkelt door Alcatel Lucent. Het gebruik van zogenaamde FttH-verbindingen (Fiber to the Home) in de regio rondom Lyon moet hierdoor aantrekkelijker worden. In 2013 wil Orange nog enkele tientallen van deze verbindingen aanleggen.
Nederland samen met Zwitserland koploper in aantal aansluitingen
Aan het begin van dit millennium heeft het breedbandnetwerk zijn intrede gedaan en sindsdien zijn de ontwikkelingen snel gegaan. Terwijl het internet in de jaren negentig bij het grote publiek nog vrijwel onbekend was, is er in Europa tegenwoordig bijna niemand meer die nog gebruik maakt van een inbelverbinding zoals in de beginjaren. Het internet neemt in steeds meer bedrijfstakken, zoals de logistieke en financiële wereld, een onmisbare plaats in en een steeds groter aantal mensen en bedrijven zijn afhankelijk van het internet voor hun dagelijkse bezigheden.
Frankrijk was in 2010 met ruim 21 miljoen breedband-internetaansluitingen (downloadsnelheid van >256 kbit/s) het vijfde land ter wereld na China (126 miljoen), de Verenigde Staten (86 miljoen), Japan (34 miljoen) en Duitsland (26 miljoen). In Nederland had in 2010 ongeveer 38% van de huishoudens toegang tot breedband-internet, waarmee het na de twee dwergstaten Monaco en Liechtenstein qua aansluitingsdichtheid de mondiale ranglijst aanvoerde. In 2012 werd Nederland in deze positie voorbijgestreefd door Zwitserland. Daar heeft momenteel ongeveer 42% van de huishoudens aansluiting met het breedband-internet. Het aantal gebruikers lag in 2010 in Nederland op 88% van de bevolking, in Frankrijk was dit in 2010 bijna 69%.
Terwijl vroeger de oude koperleidingen van de telecomindustrie werden gebruikt voor het internet, wordt tegenwoordig voornamelijk gebruik gemaakt van een netwerk van glasvezelkabels. Alleen op geïsoleerde plaatsen maakt men nog gebruik van de veel duurdere en langzamere satellietverbinding. Netwerken van glasvezelkabels lopen meestal tot aan wijkcentrales, waar het lichtsignaal omgezet wordt in een elektrisch signaal. Dit elektrische signaal gaat vervolgens via gewoon koper (coaxkabels of twisted-pair-kabels, de vroegere telefoonlijn) naar de huishoudens en geeft de opgevraagde data weer op de computer.
De opkomst van glasvezelnetwerken
De snelle opkomst van het breedbandinternet in Nederland is vooral het resultaat van geografische en economische factoren. Ten eerste speelt de toegankelijkheid van de Nederlandse bodem een belangrijke rol. Nederland is plat en de bodem is zacht. Een glasvezelnetwerk is daarom relatief goedkoop aan te leggen. Bovendien is Nederland een klein land, met een grote bevolkingsdichtheid. Grote afstanden spelen een veel minder grote rol dan in landen als Zweden of Frankrijk. Ter illustratie: Liechtenstein heeft de hoogste concentratie breedbandverbindingen, namelijk 64% in 2010. Rusland heeft een concentratie aansluitingen van 11%, voornamelijk in de stedelijke gebieden. Economische factoren die een belangrijke rol spelen bij de ontwikkeling van een goed telecomnetwerk zijn een geliberaliseerde telecommarkt, een goed kadaster en een stabiele politieke situatie met grote investeringsbereidheid.
De Verenigde Staten waren in de beginfase koploper in het uitbreiden van het netwerk, maar werden hiermee al gauw ingehaald door Nederland. Duitsland en Frankrijk kwamen iets langzamer op gang, maar haalden in 2006 wel de Verenigde Staten in met het percentage breedbandaansluitingen. In ruim tien jaar tijd is het breedbandinternet in Frankrijk bijna net zo ver als in Nederland. Dit is illustratief voor het glasvezelnetwerk: hoewel grote afstanden in eerste instantie een belemmering lijken te vormen, is dit hoogstens een vertraging. De kabels zijn goedkoop in aanschaf en het leggen van glasvezelkabels blijkt, ook over grote afstanden, niet duur te zijn.
Het gebruik van glasvezelkabels voor datatransport is niet nieuw. De technologie is al in 1840 in Parijs bedacht door Daniel Colladon en Jacques Babinet. Veertig jaar later demonstreerde Alexander Graham Bell de zogenaamde Photophone, een telefoon op basis van een glasvezelkabel. De echte grootschalige toepassingen kwamen eind 20e eeuw voor het dataverkeer tussen de continenten. Ook hier blijken de enorme afstanden geen belemmering te zijn. Op onderstaande kaart uit 2010 zijn de onderwaterverbindingen van glasvezelkabels te zien. Vrijwel al het intercontinentale internetverkeer gaat tegenwoordig door deze kabels.

Door een glasvezelkabel gaat, zoals gezegd, geen elektrisch signaal, maar een lichtsignaal. Dit heeft twee belangrijke voordelen ten opzichte van een gewone koperen elektriciteitskabel. Ten eerste gaat de informatie veel sneller, namelijk met de snelheid van het licht (~300.000 km/s). Ten tweede zijn lichtsignalen niet gevoelig voor elektromagnetische storingen van bijvoorbeeld andere kabels. Het enige voordeel van elektrische signalen is dat de huidige elektronica (dus alles wat het signaal moet verwerken), alleen elektrische signalen kan verwerken. Het lichtsignaal moet daarom voor verwerking altijd omgezet worden in een elektrisch signaal. Voor het transport van data zijn er echter geen voordelen van koper boven glasvezel en het is daarom een logische stap om ook op land data te versturen via glasvezelkabels.
Glasvezel tot aan de voordeur
Datatransport over glasvezel heeft de toekomst, dat is duidelijk. De nieuwste ontwikkelingen zijn dat ook de zogenaamde last mile, oftewel het stuk van de wijkcentrale tot aan huis, wordt vervangen door glasvezelkabel. Pas bij de huizen zelf wordt het signaal dan omgezet naar een elektrisch signaal, resulterend in een hogere verbindingssnelheid. Deze zogenaamde FttH-verbindingen (Fiber to the Home) is de laatste stap in het doortrekken van het glasvezelnetwerk. Tussenstappen zijn onder andere FttN (Fiber to the Neighborhood) en FttC (Fiber to the Curb).
De FttH-verbindingen worden in Frankrijk momenteel in hoog tempo aangelegd. In 2012 waren er in Frankrijk al ruim 270.000 FttH-verbindingen, wat een stijging is van 57% (98.000 nieuwe aansluitingen) ten opzichte van het jaar daarvoor. Orange (voortkomend uit France Telecom) is de grootste aanbieder hierin, maar ook SFR en Free leggen FttH-verbindingen aan. Deze verbindingen worden meestal aangelegd per stad of gebied, waarbij de eerste vereiste een hoge bevolkingsdichtheid is.
In onderstaande afbeelding is te zien waar het mogelijk is om FttH-verbindingen aan te leggen door Orange in de regio Parijs (oranje gekleurd). Dit betekent dat er een glasvezelkabel ligt tot in de straat, waarna het doortrekken van de lijn tot aan de voordeur dus mogelijk is. Duidelijk te zien is dat deze mogelijkheid al in heel Parijs bestaat. In totaal hebben in bijna 250 Franse gemeenten 1,57 miljoen huishoudens deze mogelijkheid volgens Orange, waaronder de grootste steden Parijs, Lille, Lyon en Marseille.

Orange heeft deze ontwikkeling tot één van haar belangrijkste doelstellingen gemaakt en investeert in de periode 2010 – 2015 een bedrag van 2 miljard euro in de aanleg van glasvezel. Dit moet ervoor zorgen dat in 2015 ruim 10 miljoen huishoudens zijn aangesloten. In 2020 moet dit aantal gegroeid zijn tot 15 miljoen, oftewel 60% van de Franse huishoudens. In Nederland is momenteel al 18% van de huishoudens, oftewel 1,3 miljoen, aangesloten op het glasvezelnetwerk.
Glasvezelnetwerken in Nederland worden vaak aangelegd vanuit een lokaal initiatief. Een voorbeeld hiervan is OnsNet Eindhoven, waarbij lokale woningbouwverenigingen samen met een aanbieder van glasvezelnetwerken (in dit geval Reggefiber), de investeerders zijn. Reggefiber, opgericht in 2005, is samen met KPN de belangrijkste aanlegger van glasvezelnetwerken in Nederland en werkt vooral in opdracht van kleinere gemeenten. In Eindhoven hadden zij in 2008 een kwart van de stad voorzien van glasvezel, waarna de aanleg door de financiële crisis werd stopgezet. Momenteel worden er afspraken gemaakt om het werk voort te zetten. Na de aanleg kan er uit verschillende serviceproviders worden gekozen, die vervolgens betalen voor het gebruik van het glasvezelnetwerk. Op de kaart is goed te zien dat in de kleinere gemeenten ten noordoosten van Eindhoven het netwerk wel volledig is aangelegd.
Een verschil met Frankrijk is dat in Nederland het netwerk vooral wordt aangelegd in de – ten opzichte van de steden – dunbevolkte gemeenten. In Frankrijk zijn de grote (dichtbevolkte) steden het eerst aan de beurt. Beide benaderingen hebben hun voordeel: in dunbevolkte gemeenten is het sneller aan te leggen, in dichtbevolkte gemeenten zijn er relatief meer mogelijke afnemers. Volgens Reggefiber is het aanleggen van een glasvezelnetwerk pas rendabel als minstens 30% van de huishoudens in het aansluitingsgebied kiest voor daadwerkelijke aansluiting. Het enthousiasme van de bewoners is daarom een essentiële factor om tot aanleg over te gaan en het initiatief ligt meestal dan ook bij de bewoners zelf. In Frankrijk gaat men niet uit van een lokaal initiatief. Er is besloten om eerst alle gebieden met een zeer hoge bevolkingsdichtheid te voorzien en daarna de overige gebieden.
Europese steun voor een essentiële technologie
In tegenstelling tot sommige andere sectoren kan de privatisering van de telecommarkt gezien worden als een succesverhaal. Zowel in Frankrijk als in Nederland is de markt volop in ontwikkeling en de financiële crisis lijkt hierin slechts een kleine vertraging te zijn geweest.
Vanuit Europa is eurocommissaris Neelie Kroes, belast met de portefeuille Digitale Agenda, betrokken bij dit soort projecten. In 2010 presenteerde zij haar plan waarbij staatsteun voor de aanleg van glasvezelnetwerken niet alleen toegestaan is, maar in sommige gevallen zelfs noodzakelijk is. In 2010 investeerde de Europese Investeringsbank 142,5 miljoen euro in Reggefiber. Twee jaar later, in 2012 investeerde de EIB opnieuw in Reggefiber, ditmaal met een bedrag van 125 miljoen euro voor de aanleg van glasvezel in 50 extra gemeenten. De banken ABN AMRO, BNPParibas, Deutsche Bank, ING, Rabobank en RBS leenden samen hetzelfde bedrag aan Reggefiber. Deze lening moet ervoor zorgen dat het bedrijf in 2015 in 150 van de 408 Nederlandse gemeenten glasvezel heeft aangelegd.
Ook in Frankrijk wordt geïnvesteerd door de EIB. De Iliad-groep, waar het bedrijf Free onder valt, kreeg in 2012 een lening van 200 miljoen euro van de EIB, waarvan 130 miljoen om te investeren in de aanleg van glasvezel. Het uitrollen van een breedbandnetwerk binnen de EU wordt gezien als een essentiële technologische ontwikkeling voor het verhogen van de economische productiviteit en het concurrentievermogen van de lidstaten. Alleen in 2010 investeerde de EIB daarom al ruim 4 miljard euro in de aanleg van glasvezelnetwerken in de EU.
Zowel Nederland als Frankrijk zijn goed op weg om de Europese doelstelling, namelijk om in 2020 iedereen in de EU toegang te geven tot breedbandinternet, te halen. Veel van de huidige ontwikkelingen vinden dan ook plaats vanuit een Europees kader, bijvoorbeeld met hulp van Europese investeringen. De veel bredere technologie fotonica, waaronder ook de communicatie over glasvezelkabel valt, is dan ook door de Europese Commissie aangemerkt als één van de zes zogenaamde key enabling technologies. Mede dankzij deze technologieën kan Europa ook op de lange termijn concurrerend blijven.
Meer informatie
– http://www.arcep.fr
– http://www.oecd.org/fr/sti/hautdebit/portaildelocdesurlehautdebit.htm
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.